Roubaix: stad van duizend schoorstenen, problemen én lichtpuntjes
Deze week gaat de film ‘Roubaix, une lumière‘ in première. Daarin vormt de Noord-Franse stad het decor voor een duistere thriller. Maar volgens recente mediaberichten maakt de na neergang van de textielindustrie diep weggezonken stad een heuse wedergeboorte door. Dankzij een veelheid aan culturele initiatieven. Tomas Vanheste ging poolshoogte nemen.
De toerist die zoekend het station van Roubaix uitkomt, wordt meteen welkom geheten met een informatiepaneel waarop een route langs de hoogtepunten van de stad staat aangekondigd. Maar als hij Nederlandstalig is, komt hij van een koude kermis thuis. “Dit weg op de grond van 2.4 km neem U vanaf het station tot MacArthurGlen mee, er gaat de Museum van de Zwembad, Jean-Lebas-Laan, het Stadhuis en weel meer te ontdekken en op te kijken,” heet in een soortement Nederlands. En als hij dan toch de moed vat de route te volgen, blijkt de met blauwe verf over het trottoir getrokken streep al aardig vervaagd en dood te lopen voor het pompeuze stadhuis uit 1907, toen het geld in Roubaix nog tegen de plinten klotste.
Het is tekenend: Roubaix probeert zich wel op de kaart te zetten als een plek waar voor de bezoeker iets te beleven is, maar doet dat nogal onbeholpen. Welke stad prijst nu een koopgoot als hoogtepunt aan? Dat blijkt de aangeprezen attractie MacArthurGlen te zijn.
Ik ben in Roubaix om te ontdekken of de stad herboren is. Dat schreef Le Soir vorig jaar in een stuk waarin het stelde dat de Noord-Franse stad een renaissance doormaakt dankzij de kunst. De verslaggever had enkele cultuurtempels bezocht, zoals het in een oud zwembad gevestigde museum La Piscine en La Condition Publique, een in een voormalig entrepot voor de controle op opslag van textiel gevestigd cultuurhuis.
© Dirk Van Assche
De trots hervonden?
Dat Roubaix een opleving doormaakt, had journalist Luc Hossepied tien jaar geleden ook al betoogd in zijn interviewboek La fierté retrouvée. “Van de zieke man van de stedelijke gemeenschap is Roubaix een stad à la mode geworden,” schreef Hossepied in de inleiding. Een keur van kopstukken deed in interviews suggesties aan de hand waar de opleving aan te danken was.
“Er is in Roubaix een energie die voortkomt uit de geschiedenis van de stad, uit haar jeugd, uit de mengeling van bevolkingsgroepen, uit haar erfgoed. Het enige wat nodig was, was die sterke punten wakker te kussen,” zei een reclameman uit de stad.
Het is ook zo’n verleidelijke gedachte, de wedergeboorte. We willen zo graag dat een stad die in een diep dal zit er weer uit kan kruipen. Misschien omdat we ook zo graag geloven dat we het zelf ook kunnen, onszelf opnieuw uitvinden.
Maar tien jaar later klinkt Hossepied zuiniger. “Er is een groot gedeelte van de bevolking dat niet mee kan in de omslag,” legt hij uit in een cafeetje in zijn straat waar op een doordeweekse dag alle rondhangende mensen hem de hand komen schudden.
Het kloppende hart van de Noord-Europese textielindustrie
Eind negentiende, begin twintigste eeuw was Roubaix het kloppende hart van de Noord-Europese textielindustrie. De talloze fabrieken in de stad van duizend schoorstenen lokten vele arbeiders van over de grens naar Roubaix. In 1886 had de helft van de inwoners de Belgische nationaliteit. De bevolking groeide van 8.000 in 1800 naar 124.000 in 1900. Maar in de tweede helft van de twintigste eeuw ging de lokale industrie kopje onder in het geweld van de mondialisering. Een voor een sloten de fabrieken. De bevolking kromp weer naar 96.000.
Na de crisis van de textiel, bleven de armen en de rijken in de stad. De kapitaalkrachtigen zaten in de randgemeenten als La Croix, waar achter grote hekken de ene na de andere somptueuze villa staat, de armen in het verloederende centrum. De middenklasse verdween.
Onder burgemeester René Vandierendonck die in de periode 1994-2012 de stad bestuurde, zette zich voorzichtig een verbetering in. Hij constateerde dat het centrum vies en verlaten was en maakte het tot zijn missie Roubaix weer aantrekkelijk te maken voor ondernemers en voor de middenklasse. Ook wist hij de contacten met grote buur Rijsel en burgemeester Pierre Mauroy te verbeteren. Deze spande zich in om de hele stedelijke agglomeratie Eurolille heuvelopwaarts te laten klimmen.
Maar de nieuwe burgemeester van Rijsel Martine Aubry behartigt meer de zaak van de grote broer alleen, stelt Hossepied. De positie van Roubaix blijft kwetsbaar. De kloof tussen wat de stad aan werkgelegenheid heeft aan te bieden en de vaardigheden van de lokale bevolking is groot. Voor de jeugd is er weinig te beleven. Als ze maar enigszins de mogelijkheid heeft, trekt ze naar elders.
De armste stad van Frankrijk
Dat is niet alleen een journalistieke impressie. “Roubaix, de bloem van de Franse textielindustrie die in 1902 de mondiale linnenbeurs ontving, waarna enkele van de grote fortuinen van Frankrijk zijn uitgebouwd, is nu de armste grootste stad van het land, met 45% van de bevolking die onder de armoededrempel leeft,” constateerde een collectief van sociologen onlangs.
Het zijn de kunstenaars en bourgeois bohémiens die dynamiek in de stad brengen. In Hossepieds eigen straat hangen achter elk raam door een fotograaf gemaakte portretten van buurtbewoners. Elk jaar organiseert de journalist en eigenaar van “Le plus petit galerie du monde” een dergelijke foto-expositie. Om de samenhang in de buurt te bevorderen.
© Dirk Van Assche
Zeker, er is energie en dynamiek in Roubaix, vindt Hossepied. Er zijn veel culturele initiatieven, zoals “Les nuits des Arts”. Maar het is ook nodig. Hij vergelijkt Roubaix met een fiets zonder hulpwieltjes: je hebt energie nodig om te blijven fietsen.
Paradijs voor Urbex-fotografen
Met zijn auto geeft hij me een rondleiding door de stad. Hij gidst me langs de oude textielfabriek Roussel waarin nu tal van bedrijfjes zijn gehuisvest en naast het chique Ballet du Nord ook rappers uit de buurt repeteren. Het gebouw heeft een imposante art deco gevel en tal van prachtige details. Maar al is het in 1999 gerenoveerd, de strijd tegen het verval is nog niet gewonnen. Roubaix is een paradijs voor Urbex-fotografen, die hun hart ophalen aan het op gevoelige plaat vastleggen van door de tand des tijds aangevreten gebouwen in een stedelijke omgeving.
In een zijstraat wijst Hossepied me een huis dat een kunstenaar net heeft gekocht, naast een vervallen pand waar “ingewikkelde mensen” wonen. “Alles en iedereen woont in Roubaix bij elkaar,” zegt hij. “In mijn ogen leven we in deze stad beter samen dan elders.”
© Dirk Van Assche
Hij heeft het nog maar net gezegd, of om de hoek in rue de l’Épeule merkt hij op dat Roubaix hofleverancier is van Syriëstrijders. De straat is het hart van de Arabische wijk. Ook de Thaise traiteur is er halal. In de rue de l’Épeule zit de grote moskee van Roubaix. In 2017 leidde de aankondiging van de komst van twee radicale predikers naar de moskee tot veel commotie. De bijeenkomst werd uiteindelijk geannuleerd. Maar de buurt houdt de naam een plek te zijn waar het fundamentalisme heerst.
Rue de L’Épeule is ook de straat met enkele negentiende-eeuwse courées, doodlopende steegjes met kleine arbeidershuisjes. In toeristische gidsen staan er idyllische plaatjes van. Maar het vergt wel enig retoucheerwerk om ze zo in beeld te brengen. Als ik er later zonder Hossepied terugkeer en er binnenloop, kan ik niet om het gedumpte afval heen kijken en slaat de geur van urine in mijn neus bij het binnenlopen van een van steegjes.
Gated communities voor de rijken
We rijden verder richting Parc Barbieux. Het park is halfweg de negentiende eeuw aangelegd op een terrein waar werken aan een kanaal dat de Schelde en Deule moest verbinden vastliepen in de harde grond. Het is een groene oase aan de rand van de rode steen. Een drie kilometer lange promenade voert je door een vallei-achtig landschap met een grote rijkdom aan bomen. “Het mooiste park buiten Parijs,” vindt Hossepied. En ik kan hem geen ongelijk geven.
Aan het eind van het park begint randgemeente Croix. Hier wonen de rijken van Noord-Frankrijk. Een groen schuifhek is de toegangspoort tot een straat met villa’s die alleen toegankelijk is voor de bewoners. Ook de chique appartementsgebouwen langs de rand van het Parc Barbieux zitten verborgen achter hoge hekken. Gated communities, ze blijken aan de rand van Roubaix volop te bestaan. Ik denk aan de woorden van socioloog Richard Sennett die dergelijke besloten gemeenschappen in zijn boek Stadsleven (2018) een uiting van de afkeer jegens al wie anders is noemt en schrijft: “De planoloog zou tegen de wil van het volk in moeten gaan en in naam van de rechtvaardigheid weigeren zulke gated communities te bouwen: vooroordelen mogen geen ruimte krijgen.”
Tegenover de appartementen ligt in het groen de chique businessschool EDHEC. Het internet leert dat deze internationaal bekende school vijf vestigingsplaatsen heeft: Parijs, Londen, Nice, Singapore en… Rijsel. Blijkbaar klinkt Roubaix niet chique genoeg om in het rijtje te passen: de locatie in Roubaix waar het allemaal begon heet “Lille Campus”.
Even verderop ligt de Villa Cavrois, het onlangs schitterend gerestaureerde modernistische meesterwerk uit het interbellum van architect Mallet-Stevens. Daarmee heeft Roubaix een van de belangrijkste toeristische trekpleisters van Noord-Frankrijk. Maar de touringcarbussen vol toeristen houden halt in het groen van Croix en bereiken het centrum van Roubaix zelden.
Hossepied wijst in deze omgeving naar een pand dat van de familie Mulliez is. Gérard Mulliez, een ondernemer uit Roubaix en de zoon van een textielbaas, stichtte in 1961 in Roubaix de supermarktketen Auchan. De naam is een knipoog naar de buurt Hauts-Champs waar hij in een oude textielfabriek de eerste vestiging opende. Mulliez is op dit moment een van de rijkste Fransen en de patriarch van de “erg geheime” – dixit Le Monde – Association familiale Mulliez die een web van bedrijven in de mode, de distributie, doe-het-zelfzaken en sportwinkels bestiert, waaronder Decathlon.
Dat de familie Mulliez niet meegetrokken is door de neergang van de textielindustrie maar nieuwe wegen heeft weten in te slaan, is een teken van de veerkracht van Roubaix, zegt Hossepied. Maar thuis lees ik in de kranten dat niet alles wat de Mulliezs aanraken in goud verandert. Supermarktketen Auchan is diep in het rood gedoken. Ook heeft de familiale groep de naam van belastingontwijking een sport te maken.
Een stad van diepe tegenstellingen
Kapitalen om via belastingontwijking veilig te stellen, hebben de mensen even verderop in flatwijk Trois-Ponts niet. “De mensen hier hebben geen werk,” zegt Hossepied. Het is de wijk waar terrorist Mehdi Nemmouche, de man die in mei 2014 de aanslag pleegde op het joods museum in Brussel, geboren werd. In het kader van een stadsvernieuwingsproject worden enkele torenflats in de buurt afgebroken. Maar of met dit sloopwerk ook komaf is gemaakt met sociale achterstand en werkloosheid, radicalisering en geweld, is nog maar de vraag.
Als ik er in mijn eentje terugkeer, zie ik pas hoe vervallen sommige flats zijn. Ze lijken voor je ogen af te brokkelen, de verfkwast is in geen jaren gehanteerd, balkons staan vol met rotzooi, over de reling hangen bewoners in een poging de dag door te komen. Later lees ik op het twitteraccount Info Roubaix dat enkele uren nadat ik er passeerde de politie massaal is uitgerukt naar Trois-Ponts.
Wel vaker roert de jeugd in Roubaix zich uit verveling en frustratie. Enkele dagen eerder hebben jongeren een bus vol passagiers met stokken bekogeld, een incident dat gretig is opgepikt door extreemrechtse lieden, onder wie Filip Dewinter van Vlaams Belang.
Maar Roubaix heeft ook andere gezichten. Een kilometer verder staat het hoofdkantoor van OVH, Europa’s grootste webhostingprovider. “Het is een stad in een stad,” zegt Hossepied. Achter hoge muren met prikkeldraad heeft het bedrijf zeven zwaarbeveiligde datacentra staan, die elk tienduizenden servers herbergen. Bij het snelgroeiende OVH werken wereldwijd meer dan tweeduizend mensen, van wie ongeveer de helft in Roubaix. “Een fenomenaal succes,” vindt de journalist.
© Dirk Van Assche
Een paradepaardje van Roubaix is ook het bedrijf Ankama. Het maakt games, tekenfilms, stripboeken en bordspelletjes. De game Dofus, waarin je monsters en andere tegenstanders moet verslaan, was lange tijd het meest gespeelde onlinespel in Frankrijk, al lijkt de populariteit de jongste tijd wat af te nemen. Bij Ankama werken ruim driehonderd mensen.
De digitale economie
levert zeker nieuwe werkgelegenheid in Roubaix. “Maar de werknemers komen van elders,” zegt Hossepied als we OVH passeren. De lokale bevolking is vaak niet goed genoeg geschoold voor het high tech-werk. De werkloosheid in de stad blijft met 31,5% ongekend hoog.
De digitale economie levert nieuwe werkgelegenheid in Roubaix
Als we van de rand weer naar het hart van de stad rijden, zien we jongeren op straat drugs verkopen. De hangjongeren, de dichtgetimmerde huizen en het vuil op straat zijn evenzovele signalen dat we hier in een van de armste buurten van Roubaix zijn, Alma. De werkloosheid ligt er op veertig procent. Maar midden in deze buurt heeft zich een nieuwe troef van Roubaix gevestigd, Showroomprivé, de fotostudio van een online-modewinkel. De organisatie steunt ook een school, waar werkloze jongeren uit de buurt de stiel van de e-commerce kunnen leren.
Goddelijke schoonheid
Even verderop zit Le Camion, een in een oude school gevestigd klein cultureel centrum. Mede-oprichter is Nicolas Daquin. “Met mijn compagnon heb ik een culturele vrijplaats willen maken die openstaat voor alle publieken. Mensen die niet noodzakelijkerwijs kunstenaars zijn, kunnen hier een ambacht leren, zoals keramiek of gravures maken,” vertelt hij.
Le Camion wil mensen uit alle bevolkingsgroep samenbrengen. Maar het samenleven is in Roubaix niet eenvoudig, zegt Daquin. “Het is de obsessie hier, het samenleven. Al veertig jaar speelt dat. Al veertig jaar praten we over antiracisme en multiculturalisme. Maar het is er niet beter op geworden. Er is een terugtrekken in de gemeenschap. Vroeger was er echt een vermenging.”
Waarom het niet de goede kant op gaat? “De fundamentalistische religie heeft veel kwaad gedaan. Die zaait verdeling, zorgt ervoor dat mensen zich op zichzelf terugplooien,” vermoedt Daquin. “Wij willen daartegen ingaan, maar veel macht hebben we niet.”
Op donderdagmiddagen organiseert Daquin, die zelf onlangs zijn nieuwe cd “Entre charbon et diamant” uitbracht, muzikale middagen. “We horen overal Engels om ons heen, maar wij houden van de Franse taal,” zegt hij.
Op een middag in mei zit een groep mensen van allerlei pluimage om een lange tafel, onder wie een man die zich blijmoedig als de gek van Le Camion voorstelt en de directeur van L’Univers, een sociaal restaurant in rue l’Épeule, met zijn accordeon. Uit een map met Franse liederen mag iedereen bij toerbeurt een lied kiezen en, als hij of zij dat wil, voorzingen.
Zachtjes maar wondermooi en vol ingehouden emotie zingt Leïla Daquin, kunstenares en schrijfster (en dochter van Nicolas), de zinnen van de “belle hôtesse” uit “Brave marin” van Nana Mouskouri. Ook als Lydie Debusscher het eigen lied “Celle qui m’émeut” zingt over schoonheid die zich verborgen houdt in een detail van een gebouw, een melodie of een blik voel ik mij even opgetild. In de rommelige, maar charmante ruimte vol kunstwerken en instrumenten waar katten zich op oude sofa’s vleien in een vervallen school in een stad die op veel plekken een diepe tristesse uitstraalt, beleef ik momenten van goddelijke schoonheid.
Het zijn plekken als Le Camion die in Roubaix vonkjes hoop geven. Maar wie er ronddwaalt, kan moeilijk zijn ogen sluiten voor het feit dat de stad nog een lange weg heeft te gaan. De stad van de duizend schoorstenen is de stad van de evenzovele dichtgetimmerde huizen geworden. De strijd tegen het verval is hier een titanenarbeid. Overal zie je woningen waarvan de kozijnen wegrotten en de kapotte ruiten provisorisch met plakband en karton zijn dichtgeplakt. In de stad die zich op de kaart wil zetten als ville zero déchet liggen matrassen en bergen vuil op straat en staan auto’s met inslagen ruiten waarvan je het idee het dat ze er zo al jaren staan.
Toch is de veerkracht, energie en dynamiek waar pleitbezorgers van Roubaix als Hossepied van reppen, ook in de straten voelbaar. We eindigen onze rondrit in het restaurant van La Piscine, het in een oud zwembad gevestigde museum. Het is het succesverhaal van Roubaix. Het in 1932 geopende zwembad is een Art Deco-meesterwerk van de Rijselse architect Albert Baert. Het was ooit de enige plek in Roubaix waar mensen uit alle rangen en standen van de samenleving kwamen zwemmen, en symboliseert daarmee de grote droom van Roubaix. Het is ook wat museumdirecteur Bruno Gaudichon nastreeft: hij wil niet alleen toeristen van heinde en verre naar Roubaix trekken, maar ook zorgen dat mensen uit Roubaix uit alle bevolkingsgroepen naar zijn museum komen en dat elke jongere uit de stad er binnenkomt. Op een doordeweekse dinsdag heb ik alvast de indruk dat het laatste lukt: het is een drukte van jewelste van scholieren. De vrienden van het Museum werken ook samen met sociaal restaurant L’Univers om kansarme mensen, die normaliter niet zo makkelijk de deur van een museum durven open te duwen, te ontvangen.
© Dirk Van Assche
Geen mooiere plek voor een beeldententoonstelling dan langs de rand van wat vroeger het olympische bad was. De schitterende glas-in-lood vensters aan de twee uiteinden die de opgaande en ondergaande zon voorstellen, “transformeren het zwembad in een kathedraal van licht”. Als er een plek is waar je het geloof kan koesteren dat het Roubaix gegeven is zichzelf opnieuw uit te vinden, is het hier wel bij het aanschouwen van het venster waarop de zon opgaat.